Gedragswetenschapper Michelle Crombach over autisme en vriendschap.
Auteur: Michelle Crombach, gedragswetenschapper binnen XONAR
Het belang van vriendschappen
Een vriendschap is een relatie tussen 2 gelijkwaardige individuen waarbij toewijding aan de ander en wederkerigheid belangrijke kenmerken zijn.
Vriendschappen spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen en adolescenten. Uit onderzoek is gebleken dat een afwijzing door leeftijdsgenoten (de peer-group) één van de beste voorspellers is van ‘academic failure’. Maar vriendschappen en relaties met leeftijdsgenoten hangen niet alleen samen met de cognitieve ontwikkeling. Vriendschappen zijn van grote invloed op de eigenwaarde en het zelfvertrouwen van kinderen. Ze bieden affectie en ruimte voor het tonen van kwetsbaarheid. Bovendien zijn vriendschappen een belangrijke context voor het overbrengen van sociale normen en promoten een gevoel van loyaliteit en verbintenis. Vriendschappen bieden een ‘veilige basis’ buiten het gezin (Ainsworth et al., 1978) en vormen de basis voor de ontwikkeling van sociale en emotionele competenties (Parker & Gottman, 1989).
Piaget heeft in de vorige eeuw veel onderzoek gedaan naar vriendschappen en sociale relaties. Hij beschreef hierbij een verschil in relaties tussen kinderen en volwassenen versus relaties tussen kinderen en andere kinderen; deze zijn verticaal versus horizontaal van aard. Hij ontdekte dat wanneer relaties gelijk van aard zijn, en er dus sprake is van een horizontale relatie, kinderen de ruimte voelen om verschillende perspectieven en tegenstrijdige ideeën te ontdekken en leren compromissen te sluiten. Ook Harry Sullivan is een belangrijke onderzoeker geweest in de ontwikkeling van theorieën over het belang van vriendschappen en de invloed hiervan op de ontwikkeling van kinderen. De vroege relaties van een kind helpen bij het vormen van de persoonlijkheid en leggen een basis voor de relaties die zij zullen vormen in de adolescentie en volwassenheid (Keenan, 2016).
Al vanaf jonge leeftijd zijn baby’s zich bewust van- en geïnteresseerd in andere baby’s. Ze laten meer stemgeluiden horen en lachen meer in het bijzijn van andere baby’s, dan wanneer er géén andere baby’s zijn. Vanaf een leeftijd van 12 maanden wordt al prosociaal gedrag jegens leeftijdsgenoten gezien zoals het tonen van empathie als voorloper van de Theory of Mind. Kinderen ontwikkelen spelgedrag en leren samen met andere kinderen te spelen, in plaats van naast elkaar. Naar mate kinderen ouder worden, rond 3-4 jaar, wordt gezien dat dominantie en conflict een rol gaan spelen in relaties met andere kinderen.
Vriendschappen bij kinderen in de basisschoolleeftijd worden doorgaans gedefinieerd door gedeelde interesses en samenspel en zijn later, zo tussen 8 en 12 jaar, vooral gericht op het verwerven van acceptatie van leeftijdsgenoten. Vanaf de adolescentie zijn vriendschappen meer gericht op intimiteit en het tonen van kwetsbaarheid. Dit alles met als doel vanaf de late adolescentie vriendschappen te hebben ontwikkeld waarbij vrienden worden gezien als een bron van emotionele- en sociale steun.
Maar hoe worden kinderen nu eigenlijk vrienden van elkaar? Onderzoek wijst uit dat er 6 belangrijke kenmerken zijn waarop kinderen die met elkaar bevriend zijn, hoger scoren dan vreemden: verbondenheid in communicatie (1), het uitwisselen van informatie (2), overeenkomsten verkrijgen (3), conflicten succesvol oplossen (4), het laten zien van positieve wederkerigheid (5), en het laten zien van kwetsbaarheid (6) (Keenan, 2016).
Autisme en vriendschappen
Binnen ons werkveld komen we dagelijks jongeren tegen met autisme, die moeite hebben met het aangaan en onderhouden van vriendschappen. Iemand die gediagnosticeerd is met autisme, ervaart op het gebied van sociale interactie, communicatie, informatieverwerking en het herkennen en uiten van emoties vaak problemen. En dat zijn nou júist de vaardigheden die iemand nodig heeft bij het vormen van deze vriendschappen.Mensen met autisme hebben moeite met het lezen van contexten en deze te gebruiken in het betekenisgeven van de wereld om hen heen. Ze hebben last van een zekere contextblindheid en moeite met centrale coherentie: wat is de essentie van wat ik zie? Welke betekenis iemand geeft aan de dingen die hij ziet, is van grote invloed op het gedrag dat daarop volgt. Iemand met autisme zal er doorgaans langer over doen om het proces van centrale coherentie te doorlopen dan iemand zonder autisme. Daarnaast lukt het niet altijd om tot de juiste betekenis te komen. In dat geval wordt een reactie of gedrag gebaseerd op een ‘verkeerde’ betekenis. Zie ik iemand huilen omdat diegene verdrietig is, of omdat diegene heel hard moet lachen? Dat gebeurt vaak wanneer iets meerdere betekenissen kan hebben, afhankelijk van de context. In onze dagelijkse omgang zit ook nog eens heel veel impliciete communicatie; dat wat niet gezegd wordt maar wél bedoeld. Dat is voor mensen met autisme moeilijk te lezen en te duiden.
Verbondenheid in communicatie is zoals eerder genoemd, een belangrijk onderdeel in een vriendschap. Binnen de dagelijkse communicatie gebruiken wij veel gesproken taal. Dit heeft veel voordelen: het is een vlugge manier van communiceren en met taal kun je heel abstracte dingen doen. Je kunt praten over dingen die je niet kunt zien of vastpakken, je kunt praten over dingen in de toekomst of het verleden. In de taal kun je nuanceren door het aanbrengen van klemtonen. De voordelen van gesproken taal zijn voor mensen met autisme júist een uitdaging: de snelheid is moeilijk, de abstractiegraad is moeilijk én de contextgebonden betekenis is moeilijk.
Naast deze contextblindheid, speelt ook de Theory of Mind (ToM) een belangrijke rol in de dagelijkse sociale omgang. De Theory of Mind maakt het mogelijk te begrijpen hoe de ander denkt. Je ervan bewust zijn dat iemand anders andere gedachten kan hebben, en andere gevoelens en emoties kan hebben dan jezelf, is een belangrijke vaardigheid binnen het aangaan van een vriendschap. De Theory of Mind houdt ook in dat je naast het begrijpen dat iemand anders andere gedachten en gevoelens heeft, ook kan inschatten wát dat dan zou kunnen zijn. Positieve wederkerigheid, het oplossen van conflicten en het laten zien – of kunnen zien van – kwetsbaarheid, zijn essentieel voor een hechte vriendschap, en ook een grote uitdaging wanneer je Theory of Mind minder goed en minder snel ontwikkelt. Gedrag wordt voorspelbaarder wanneer je andere mensen goed kan inschatten. Kun je dat niet, dan zit de wereld vol verrassingen.
Hoe kunnen we deze kinderen en jongeren helpen?
Wanneer we weten dat iemand met autisme kampt met deze uitdagingen, hoe kunnen we diegene dan helpen met het opbouwen en onderhouden van vriendschapsrelaties? Want hoe kun je een vriendschap opbouwen met een ander, wanneer je door je beperking moeite hebt met het begrijpen van anderen en wanneer je moeite hebt met het inleven in anderen? En wanneer je ervaart dat je zelf niet goed begrepen wordt door de ander?
Wanneer we autisme willen begrijpen, zullen we moeten begrijpen hoe die persoon de wereld ziet. En wanneer we dit begrip hebben, kunnen we onze ‘eigen’ omgeving aanpassen aan wat de ander nodig heeft, maar ook op een adequate manier gedrag aanleren bij de ander. We noemen dit een tweesporenbeleid. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan de volgende aanpassingen en tips: