
Precies een jaar zijn we nu netwerkpleeggrootouders van onze kleindochter. Een jaar waarin alles veranderde. Mijn leven stond het eerste half jaar compleet stil. Niets was meer zoals het was.
Soms is het zwaar, dat geef ik eerlijk toe. Ons leven is compleet veranderd. Maar elke ochtend en elke avond beginnen en eindigen met haar grote glimlach... dat maakt alles goed. Meer dan goed. Want wat ze vooral brengt, is heel veel geluk en liefde.
"Mam, je wordt oma... we zijn zwanger."
Dat gesprek anderhalf jaar geleden, vergeet ik nooit meer. “Mam je wordt oma, we zijn zwanger.” Natuurlijk heb ik ze gefeliciteerd, maar diep vanbinnen wist ik het al: dit kindje zouden ze niet mogen houden. De situatie waarin ze verkeerden was daar simpelweg te zorgelijk voor. En toch bleven de ouders hopen, tot aan de geboorte.
Toch kreeg ik de vraag van ouders of ik hun kind in huis wilde nemen. Het had gekund. Ik was net afgekeurd en had de tijd. Maar ik twijfelde. Niet omdat ik het niet wilde – juist wél – maar omdat ik dacht dat ik er op dat moment meer voor hén moest zijn dan voor hun kindje.
Tot ze veel te vroeg werd geboren. De dag dat ons kruimeltje ter wereld kwam, stond ineens de Raad voor de Kinderbescherming in het ziekenhuis. En op dat moment gebeurde er iets in mij. Een beschermingsdrang. En ik zei het niet alleen in gedachten, maar blijkbaar ook hardop: "Dit meisje gaat nergens heen, behalve met mij mee."
En dat was het moment. De ouders waren blij en dankbaar. Alleen moest ik het nog aan mijn man vertellen. Want ja, ik was oma. En moeder. En schoonmoeder. Maar ik was óók nog gewoon de vrouw van mijn man. Gelukkig stond hij achter me. En toen begon de molen te draaien. De screening kon starten.
De weken daarna sliep ik in het ziekenhuis op de neonatologie, dag en nacht bij haar. En precies één dag voordat ons kruimeltje naar huis mocht, kreeg ik dat ene telefoontje: "We hebben goed nieuws. Jullie mogen haar in huis nemen."
Ik heb nog nooit tranen van pure opluchting gehuild. Maar die dag kon ik geen woord uitbrengen. "Mevrouw? Bent u er nog?" vroeg de vrouw van de Raad. Ja hoor. Ik was er nog. Al zou je het niet geloven als je me kent – ik was sprakeloos.
En zo stond ik daar, als 50-jarige oma, met een zorgenkindje in mijn eigen huis. De laatste baby die ik had verzorgd, was inmiddels 28 jaar geleden.
We liepen over van liefde en schoten meteen in de zorgmodus, maar we hadden nog niks in huis wat zij nodig had. Gelukkig hadden we de financiële middelen en we hebben we veel gehad aan het pleegzorg depot waar we spulletjes konden halen.
Mijn man werkte van 8 tot 9. Dus overdag stond ik er grotendeels alleen voor. Maar 's nachts waren we een topteam. Ze sliep bij ons op de kamer en als ze wakker werd ging mijn man een flesje maken en ondertussen verschoonde ik haar en gaf haar de fles.
Voordat de fles op was sliep mijn man weer zodat hij ook uitgerust de dag erna kon gaan werken.
Gelukkig was en is het een heel lief kindje dat echt zelden huilt. Desondanks was het intensief en ging ik vaak samen met haar 's middags een uurtje terug het bed in. En geloof me, een baby opvoeden op je 50e is toch nét even anders dan op je 22e.
In mijn volgende column vertel ik jullie graag meer over dat eerste jaar. En over de verschillende rollen die ik heb gekregen: oma, pleegouder, moeder, schoonmoeder, partner – en hoe die soms flink met elkaar botsten.