Iedere maand schrijft een pleegmoeder een column voor XONAR, deze maand met als thema 'Veel plezier!'.
Geertje (39), is illustrator, vormgever, schrijfster én pleegmoeder. Ze schrijft maandelijks een column over haar belevenissen in pleegouderschap.
Het is vroeg in de ochtend, al best warm. Het belooft een mooie dag te worden. Ik wandel met de baby in de wagen naar de kinderopvang, met enige haast, want we zijn iets te laat vertrokken.
Dat is uitzonderlijk, (niet het te laat vertrekken, dat is vrij standaard) maar dat ik onze pleegzoon zelf naar de opvang breng. Jeroen doet het gewoonlijk, maar die moest vandaag vroeg weg en dus ben ik aan de beurt.
We zijn dik tevreden over deze dagopvang en baby heeft het er goed naar zijn zin. Maar zelf voel ik me er altijd een beetje onwennig. De juf van zijn groep is een schat van een mens, maar wel echt zo’n professionele moeder. Waardoor ik van de weeromstuit niet meer weet hoe ik een baby normaal moet vasthouden.
Vorige keer heb ik bovendien tien minuten in de hal staan drentelen omdat ik niet naar binnen kon. Tot bleek dat ik gewoon harder tegen de deur had moeten duwen. En er is ook iets ingewikkelds met een code en nu met corona zal het allemaal wel niet eenvoudiger zijn.
Jeroen heeft me van te voren bezworen dat ik de baby meteen op de speelmat moet leggen en niet uitgebreid afscheid mag nemen. Van die ouders met een afscheidsritueel van een kwartier, daar heeft de juf een broertje dood aan. Terecht overigens. Jeroen krijgt altijd complimenten dat hij dat zo goed doet. Hij wel.
Ik neem me dus heilig voor zijn voorbeeld te volgen. Ik parkeer om te beginnen de wandelwagen zo veel mogelijk in het zicht, het is een heel groene opvang, dus ik hoop al punten te scoren met het feit dat ik baby op eigen krachten hiernaartoe heb gesleept. Ik desinfecteer ook braaf mijn handen. Vervolgens sta ik met onze jongen op de arm even doelloos aan een deur te trekken (nee niet weer!) tot blijkt dat ik ertegen moet duwen. Binnen ben ik meteen de weg kwijt, welk klasje zat hij nu ook alweer? Is hij een Lieveheersbeest of een Vlinder? (En passant: waarom altijd maar die bloemige namen? Of zouden er ook een groepje ‘Pissebedden’ zijn? Veel toepasselijker).
Gelukkig komt een jonge vrouw me tegemoet. “Goedemorgen! We zitten vandaag in een ander lokaaltje, volg mij maar” en ik kijk haar aan alsof dat inderdaad precies de reden is van mijn richtingloosheid. In het lokaal begroet juf me vrolijk. “Dat is lang geleden!”. Het is toch eigenlijk ook een lief mens. Ik leg baby op een kleed, zonder hem te laten stuiteren. Geef zijn spulletjes af. Nu het afscheid nog goed insteken. Ik wuif naar de juf ten teken dat ik wil gaan, en om maar aan geven hoe niet-sentimenteel ik ben roep ik net iets te luid “Nou veel plezier ermee hoor!”.
Juf kijkt me heel verbaasd aan. “Oh, geen bijzonderheden?”
“Eh, nou. Hij heeft wat rode billen. Maar dat ziet u dadelijk zelf ook wel. En hij kan wat hangerig zijn, vanwege zijn tandjes. En hij heeft veel muggenbulten. Maar ja. Daar kunt u ook niks aan doen.”
“Nee...”
“Nou, veel plezier dus d’r mee dus” roep ik nog maar eens. En ik loop naar buiten.
Waar ik besef dat ik nu helemáál geen afscheid heb genomen van de kleine. Geen kus, nog niet eens een zwaai. Wat ben ik voor een ontaarde moeder? De hele dag achtervolgt me een licht schuldgevoel en ik ben maar wat blij als ik hem die avond weer mag ophalen. Ter compensatie voor de mislukte ochtend begroet ik hem uitbundig. “Dag lief menneke, heb je me gemist?”
Als reactie kotst hij vol enthousiasme mijn schouder onder.
Volkomen terecht natuurlijk.