Iedere maand schrijft een pleegmoeder een column voor XONAR, deze maand over herfst.
Geertje (38), is illustrator, vormgever, schrijfster én aankomend pleegmoeder. Ze schrijft maandelijks een column over haar belevenissen op weg naar het pleegouderschap.
Twee jongens en een labrador spelen basketbal in een kooi. De spelregels zijn nogal schimmig, maar ze zijn duidelijk aan het winnen, alledrie. Het is herfst. Bladeren buitelen. Een zwerm spreeuwen golft van boom tot boom, ze kwetteren en ritselen tussen de takken. De zon zakt. Ik heb gewandeld met onze kleinste hond, ver, naar het bos en weer terug naar de stad.
Herfst maakt melancholisch. Sinds mei wachten we nu al op een pleegkindje, we hadden nooit gedacht dat het zo lang zou duren. Het kinderkamertje is fris gestuct, de gordijnen liggen klaar om te worden opgehangen, het traphekje is al bevestigd. Maar we moeten geduldig zijn.
Langzaam valt de avond. Ik loop langs de flat. Zou hij er nog liggen, vraag ik me af. Hij ligt er nog. In het halfdonker, tussen het afval. Op zijn zij, nog zieliger dan de vorige keer dat ik ‘m zag. De ficus. Het is een treurig geval, een bos droge twijgjes met nog maar 6 of 7 blaadjes eraan, wortels die vergeefs naar water hebben gezocht door de gaten van de plastic pot. Toen ik de plant de vorige wandeling ontdekte, kwamen er net twee mensen aan, toen durfde ik niet goed. Maar nu neem ik ‘m mee naar huis. Het is een vrij fors geval, dus het is even onhandig. Gelukkig zijn we bijna thuis. Met in de ene hand een plant en een hondenriem in de andere, loop ik door de natte straten. Nog meer blaadjes dwarrelen.
Een klein meisje op een fiets, ze valt, maar staat meteen weer op. “Geit ut?” vraag ik. Ze lacht even naar me, niks aan de hand. Of misschien wil ze niet geholpen worden door een mevrouw die met een boom aan de wandel is, dat kan ook.
Thuis weet ik Jeroens reactie al voordat ik de woonkamer binnen stap: ‘Wat heb je nu weer meegenomen?” Ik reageer quasi-verbaasd “kijk nou toch, ik snap niet dat iemand dit weggooit!”
“Wat ik niet snap, is dat jij dat meeneemt!” Maar hij lacht erbij want hij vindt mijn grenzeloze plantenliefde aandoenlijk. Hoop ik. Anders heeft hij een zwaar leven.
Ik neem de ficus, die werkelijk niet meer is dan een bos dode takken, mee de tuin in en bevrijd hem met een snoeischaar van de plastic pot. Ik knip de allerdroogste takken weg. Er zit nog leven in zie ik, sommige takken zijn groen vanbinnen.
Ooit dacht ik dat pleegzorg net zo simpel zou zijn. We zouden een kindje in huis nemen, met liefde en regelmaat weer laten opbloeien, en dan zouden we taart eten. Inmiddels weten we beter. De voorbereidingscursus die alle aspirant pleegouders moeten volgen was confronterend; kinderen wonen nu eenmaal liever bij hun eigen ouders. Die roze bril dragen we allang niet meer. Maar ondanks dat we weten dat het loeizwaar gaat worden, hebben we er ontzettend veel zin in.
Ik zet de zielige ficus in een nieuwe pot met verse potgrond. Na de winter zal ik ‘m goed terugsnoeien en dan zal ‘ie hopelijk uitlopen. Voor nu mag hij in de woonkamer, een beetje bijkomen van alles.
En geduldig wachten. Tot het lente wordt.