28-02-2022

Grote broer | Column van een Pleegmoeder

Iedere maand schrijft een pleegmoeder een column voor XONAR, deze maand met het thema 'Grote broer'

Geertje (40), is illustrator, vormgever, schrijfster én pleegmoeder. Ze schrijft maandelijks een column over haar belevenissen in pleegouderschap.

“Ik vind het zo leuk hier. Deze hond is zo zacht. Veel zachter dan onze hond. Hoe heet hij?”
“Dat is Dobby.”
“Bobby.”
“Nee Dobby. Met een duh.”
Hij herhaalt braaf wat ik zeg, en noemt de hond dan weer consequent Bobby. Maakt niet uit. Of hij haar nu Dobby, Bobby of Freek-Willem zou noemen, luisteren doet onze springer spaniël toch niet.

“Ik vind het zo leuk hier” zegt Max nog maar eens. Max is de grote broer van Harrie. Een paar jaar ouder, maar wat lijken ze op elkaar. Harrie kent zijn broer eigenlijk alleen van ‘de omgang’, die spaarzame momentjes dat het hele gezin samen is, op het kantoor van pleegzorg. Zonde dat die kinderen elkaar zo weinig zien, vonden wij, en daarom hebben we deze playdate georganiseerd, samen met het gezinshuis waar Max woont.

“Hoe lang denk je dat hij zou willen blijven?” pols ik van tevoren bij de gezinshuismoeder. Ik maak me namelijk zorgen dat de jongen het eng zal vinden bij ons, hij kent ons nauwelijks. En wat als hij het dan niet durft te zeggen en de hele dag moet uitzitten? Maar de ervaren gezinshuismoeder stelt me gerust: “Ik denk eigenlijk dat hij zo lang mogelijk wil blijven.”

En ze heeft gelijk. Ieder half uur vertelt Max me hoe leuk hij het vindt. Of: dit wordt denk ik een hele leuke dag. En: ik zou wel élke zondag willen komen. Hij herhaalt het zó vaak, dat een nieuwe angst in mij opdoemt. Hij zal toch niet denken dat hij straks ook hier mag komen wonen? Hoe gezellig me dat ook lijkt, de voogd heeft ons al twee jaar geleden gewaarschuwd dat dat geen goed idee zou zijn. Maar hoe leg je dat uit aan zo’n knul?

Ik zet het maar van me af. Max leest Harrie boekjes voor en we maken even een uitstapje naar de kinderboerderij. Het is in elk geval een feest om die twee zo samen te zien.

In de middag, als Harrie naar bed gaat, kijk ik een film met Max. De GVR zoekt hij uit. We installeren ons op de bank en de honden zien hun kans schoon en kruipen bij Max op schoot. Hij geniet. “Die grote is óók zo lief! Geertje kun je nog een deken gaan pakken, want Bobby heeft het nog een beetje koud aan deze kant.”

Zo zitten we daar, bedolven onder honden en dekens. Aan het begin van de film zit hij aan het andere uiteinde van de bank, maar ik merk hoe hij steeds dichterbij schuift. Na een uur zit hij naast me. “Gezellig he” zucht hij.

Als Harrie wakker wordt is de film bijna afgelopen. Ik zet de slaperige peuter naast zijn grote broer op de bank, en samen kijken ze hoe de GVR op bezoek gaat bij de koningin van Engeland. Ik kijk van de zijkant naar die twee profieltjes. Zelfde neusjes, zelfde mond. Echt broers.

Na de film gaan we nog even met Dobby wandelen. “Mag ik Bobby dan vasthouden aan de riem?”

Natuurlijk mag dat. Op het trapveldje gooien we om de beurt met de bal en Max verzekert me nog maar eens hoe leuk hij het hondje vindt. Hij polst voorzichtig of wij Bobby ook wel leuk vinden, want, zo laat hij doorschermen, anders mag ze ook best wel bij hem wonen hoor.

Ik moet hem helaas teleurstellen, want wij zijn toch ook nogal aan haar gehecht.

Dan is het tijd om naar huis te gaan, Jeroen brengt hem weg.

In de auto herhaalt Max nóg maar eens hoe leuk hij het bij ons vindt. En dan zegt hij tot Jeroen zijn schrik: “Ik zou ook wel bij jullie willen wonen.”

Oh daar heb je het al, hoe leg je dat nu uit, dat dat niet kan? Zijn broertje wel, en hij niet. Jeroen stamelt op zoek naar de juiste woorden om het arme kind niet te kwetsen.

“Of als Bobby gewoon bij ons zou kunnen komen wonen, dat zou nóg beter zijn” peinst het ‘arme kind’ vanaf de achterbank.

Leuk geprobeerd Max. Maar we hopen dat je nog héél vaak met Bobby komt spelen.