Iedere maand schrijft een pleegmoeder een column voor XONAR, deze maand over 'Een prettige wandeling'
Geertje (40), is illustrator, vormgever, schrijfster én pleegmoeder. Ze schrijft maandelijks een column over haar belevenissen in pleegouderschap.
We gaan naar buiten, ik en de dreumes, met het plan om een speeltuin een paar straten verderop te bezoeken. Althans, ik heb dat plan. Harries wegen zijn ondoorgrondelijk en meestal ingegeven door opvliegende vogels, auto’s met zwaailichten en vaker wel dan niet gewoon terug te gaan naar waar we vandaan kwamen.
De eerste afleiding dient zich in onze eigen straat al aan. Een smoezelige poes besluipt behoedzaam een duif. De kat trilt van spanning, de duif pikt wat her en der, zachtjes koerend, en Harrie schopt heel het plan in de war door – luidkeels DIE DIE roepend – op de kat af te stuiven. Met als gevolg veel panisch geklapwiek en een woedende kat.
Het duurt nu minstens een kwartier voor we verder kunnen, want Harrie is vastbesloten de poes te aaien, maar het beest heeft zich onsportief tussen de struiken verborgen en is niet van plan mee te werken. Zelfs niet als het kind uitnodigend een sprietje gras in zijn richting zwaait. Harrie heeft me laatst een paard zien voeren met wat gras uit de berm, dus nu is zijn vaste overtuiging dat alle dieren te verleiden zijn met wat onkruid.
Uiteindelijk pak ik hem op, anders staan we hier vanavond nog. Een straat verder zet ik het tegenstribbelende kind weer neer. In deze straat staan een paar amberbomen, de grond ligt bezaaid met hun ronde vruchtjes. Onder die amberbomen heeft de gemeente het nodig gevonden een laag hekje van stalen buizen te plaatsen. En laten die ambervruchtjes nou precies in die buizen passen.
Dus ook daar zijn we even zoet. Als de buizen gevuld zijn, en weer geleegd, en weer gevuld, gaan we verder. Harrie wil nu een van de vele brandgangen in. Deze wijk heeft de naam een doolhof te zijn, maar in een van die geheime paadjes tussen de tuinen lijkt het letterlijk zo. Hoge schuttingen, muren of hagen aan weerszij. Het geluid van de straat verstomt.
Hier is niemand, alleen wij twee. Harrie klimt negen keer een stenen trapje op en af. Hij vindt twee afvoerbuizen en wat takjes, we leggen de takjes in die buizen en halen ze er weer uit. Er ligt een veertje, en ik laat hem zien hoe veren dwarrelen. Alles is speelgoed en alles is leuk. De glijbaan zullen we wel niet meer zien vandaag, maar dat is niet erg. Na een tijdje probeer ik hem toch langzaam richting huis te dirigeren; het is tijd voor zijn middagslaapje.
Als we bijna thuis zijn, komen we de vrouw zonder benen tegen. Ik tref haar vaak, maar spreek haar zelden, omdat onze honden elkaar niet mogen. Maar nu heb ik alleen Harrie bij me, die meteen enthousiast op haar scootmobiel afrent.
“Goedemorgen!” zeg ik en wijs op haar hond. “Waar is je andere hond, die donkere?”
“In moeten laten slapen. Ze was al heel oud.”
“Wat zielig. Ik vond het altijd zo mooi om te zien hoe ze meeliftte op je karretje. Als een surfer.”
“Ik mis haar ook vreselijk. Echt een fijne hond was het.” Ze wijst op haar andere hond, een tamelijk groot beest. “Deze komt uit Roemenië, zat daar twee jaar opgesloten in een hok. Was doodsbang voor alles toen ik haar kreeg. Die ouwe hond heeft haar helemaal heropgevoed. “
“Wat mooi! Maar goed dat je deze dan nog hebt.”
“Ja dat wel. Ik zou toch nog wel een tweede willen, uit Roemenië. Maar ik ben ook al 74.”
Vierenzeventig, denk ik bij mezelf. Vierenzeventig, geen benen, en dan je nog bekommeren om hulpeloze honden uit een ander land.
Ze kijkt in de verte. “Misschien een klein hondje” mijmert ze.
“Zeker. Een klein hondje kan altijd.” zeg ik, alsof het een tussendoortje is.
Ze lacht en knikt. “Ach ik zie wel wat er op mijn pad komt.”
Een goed idee, vinden Harrie en ikzelf. Toevallige ontmoetingen zijn vaak de mooiste. En soms is je bestemming niet datgene waarnaar je onderweg was.
Dan zeg ik dat we naar huis moeten, het kind moet slapen. Ze groet me, ik wens haar een prettige wandeling, en vraag me de rest van de middag af of zij dat tactloos van mij heeft gevonden.