Iedere maand schrijft een pleegmoeder een column voor XONAR, deze maand met het thema 'De enige echte'
Geertje (40), is illustrator, vormgever, schrijfster én pleegmoeder. Ze schrijft maandelijks een column over haar belevenissen in pleegouderschap.
We zijn bij vrienden op bezoek, met Harrie. Dat is altijd gezellig; hun twee zoontjes van 4 en 6 vinden het leuk om met Harrie rond te zeulen en hij sloopt met veel liefde hun speelgoed. Terwijl de rest binnen koffie drinkt, ga ik even met alle jongens naar buiten, op de trampoline springen. Het gaat er vrij wild aan toe, maar Harrie vindt het prachtig. Tot de broers met mij willen stoeien.
“Nee, sjtop!” roept hij met een sip gezicht.
“Och liefje toch, het is niet echt, we stoeien alleen maar. Kom maar even bij mama.”
“Maar Geertje” merkt de oudste zoon op, “jij bént toch helemaal niet zijn mama?“
“Zeker wel.”
“Niet zijn échte mama.”
“Jawel hoor. Ik ben zijn échte pleegmama.”
“Ja oké. Maar je bent eigenlijk dus gewoon de oppas.”
Aanvankelijk was het de bedoeling dat Harrie ons gewoon Geertje en Jeroen zou noemen. Daarop werden we al tijdens de hoe-word-je-een-pleegouder cursus duchtig voorbereid: een pleegkind zal geen papa of mama tegen je zeggen, hij heeft al eigen ouders, daar kom je niet tussen. Maar onze situatie is nu eenmaal vrij apart. Al in een vroeg stadium werd duidelijk dat baby Harrie nooit meer terug zou gaan naar zijn biologische ouders en dat er bovendien weinig contact zou zijn.
“Daarom lijkt het ons goed”, zei de voogd destijds “dat jullie wél papa en mama zijn. Want er is voor een pleegkind al zoveel anders. Kinderen zijn graag zo normaal mogelijk. En wat als hij straks op school zit? Dan zegt de juf tegen een klasgenoot: ‘hej Sem, daar is je papa’. En wat moet zo’n juf dan tegen Harrie zeggen? ‘Hej daar is je… eh… je… Jeroen?’”
Dus vanaf die dag waren we papa en mama voor de baby. ‘Mama zal je wel even verschonen.’ ‘Papa gaat fijn met je wandelen.’ Na veel papaapapa en maamammama-gebrabbel ging Harrie ons ook zo noemen. Het voelde goed. Als ik thuiskom na een lange dag werken, dan komt hij met open armen op me afrennen. ‘MAMAAAA!’ roept hij dan. Het mooiste moment van de dag.
En toch. Toch hadden we het anders moeten doen.
Niets ten nadele van de voogd hoor, de beslissing is met de beste intenties genomen. Maar het maakt het moeilijk. Aan de muur, boven zijn speeltafel hangen de foto’s van zijn echte ouders. “Dat is je mama” wijs ik hem regelmatig aan. En dan kijkt hij me aan of ik een beetje zacht in m’n hoofd geworden ben.
Ook voor zijn ouders is het vreselijk lastig. Het maakt hen boos en verdrietig en dat komt de relatie met hun zoon niet ten goede. Bovendien ben ik bang dat Harrie het me ooit zal verwijten. Alsof ik me die titel toegeëigend heb.
Terwijl, wat had het uitgemaakt? In de jaren tachtig was het een trend om je door je kinderen bij de voornaam te laten noemen. Ik ken zelf een aantal gezinnen waar dat zo ging. Die kinderen zijn daardoor niet van ellende aan de drugs geraakt, voor zover ik weet. Sterker nog, nu die kinderen zelf baby’s krijgen, geven ze zelf ook weer de voorkeur aan voornamen. Dat zegt genoeg.
Ik hoef niet zo nodig Harrie z’n mama te zijn, ik was net zo lief zijn Geertje. Zijn allerliefste Geertje, die meer van hem houdt dan van wie dan ook. En zijn mama, dat was dan gewoon die aardige mevrouw gebleven die hij vier keer per jaar ziet. Die hem negen maanden in haar buik droeg, die hem heeft gebaard, waar hij op lijkt.
Ja, ik was dan gewoon zijn Geertje.
Zijn enige échte Geertje.